Ontving zijn eerste academische vorming te Duisburg, waar hij 25 april 1667 als student werd ingeschreven. In 1670 komt zijn naam zonder vermelding van leeftijd en faculteit voor in het Album Studiosorum van de hogeschool te Utrecht, maar reeds 18 oktober 1671 meldde hij zich aan te Groningen voor de studie in de theologie. Na in 1674 als proponent te zijn toegelaten, werd hij hetzelfde jaar predikant te Cats (Z.), in 1678 te Waarde (Zuid-Beveland), in 1683 te Tiel, 19 november 1684 te Den Bosch. Na de dood van J.A. de Juge (overleden 5 mei 1701), die in 1697 evenals vroeger B. van Broeckhuysen (1647-1686, vertrokken 1682) buiten de stedelijke regering om door de Raad van State was aangesteld, wist de Bossche magistraat tijdig maatregelen te nemen om ditmaal de Raad van State voor te zijn. Hij verdeelde 9 mei 1701 de dubbele leeropdracht van de overledene over twee personen, in dier voege dat aan Abr. Chanfleury (1662/63- 1714) het Grieks, aan Massing de wijsbegeerte werd opgedragen en dat zij het salaris van de Juge, zijnde ƒ 500,- 's-jaars, moesten delen. Van de benoeming werd kennis gegeven aan de Raad van State, met het verzoek,
| 240 |
die te willen bekrachten en opdracht te geven tot uitbetaling van de salarissen. Moeilijkheden schijnt dit niet te hebben opgeleverd. Geschriften zijn van de hand van Massing niet bekend en over inhoud en wijsgerige oriëntatie van zijn onderwijs zijn geen berichten voorhanden. In 1970 heeft hij wegens gevorderde leeftijd en verval van krachten ontslag genomen als predikant en als hoogleraar. Bij de publieke verkoop van het inbeslaggenomen klooster van de Zusters van Orthen (Zusters van het Gemene Leven) aan de Hinthamerstraat door Johan Baron van Leefdael, Heer van Liessel, rentmeester-generaal van de episcopale en andere geestelijke goederen, had Massing 24 november 1692 een deel van de gebouwen gekocht om dat als woning voor zichzelf en zijn gezin in te richten.
Massing is twee maal gehuwd geweest. Uit zijn eerste huwelijk (1687), met Lucretia Willemina van den Steen (geboren Tiel 1665), zijn te Den Bosch geboren en in de St. Janskerk gedoopt: mr. Jacob (gepromoveerd in de rechtsgeleerdheid te Utrecht, 16 mei 1710 onder Johan van Muyden, 1652-1729, op proefschrift De dominio litis, begraven St. Janskerk 9 maart 1751 als oud-president er raad van de stad Den Bosch) 14 november 1687, Gerard 7 januari 1689, Anna Cornelia 16 december 1691, Gerard (2) 16 oktober 1695, Hugo Arnold 26 september 1698, Catharina Sibilla 9 oktober 1699. De moeder moet bij of kort na de geboorte van dit laatste kind gestorven zijn, want Massings tweede vrouw, Aletta Derramout (of Dermout), weduwe van Steven van Teffelen, schepen van Den Bosch, is reeds 8 september 1704 te Heemstede overleden. Thomas Massing, die 4 april 1705 op het Kruiskerkhof te Den Bosch begraven werd, was misschien een kind uit dit tweede huwelijk.
| 241 |
M. de Haas, Bossche scholen van 1629 tot 1795 (1926) 141, 144, 145, 264
J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 221, 392
Kees van den Oord, Scolae de Buscho 1274-1999 (1999) II.105
F.L.R. Sassen, 'Levensberichten van de hoogleraren der Illustre School te 's-Hertogenbosch' in: Varia Historica Brabantica III (1969) 239-241, 248, 249